Verhaal
Verhaal
Seizoener Lente 2008
Het poesje en de wijde wereld
Er was eens een poesje dat de wijde wereld in wilde. Op een dag ging het naar zijn mamma toe en zei:
“Miauw, ik wil de wijde wereld in.”
Hij wilde al vertrekken, maar zijn mamma zei:
“Als je de wijde wereld in wilt, zou je dan geen boterhammen meenemen?”
Dat vond het poesje een goed idee. Van zijn mamma kreeg hij een rugzakje met boterhammen mee.
“Nu ga ik de wijde wereld in”, zei hij.
“Maar zou je ook niet wat te drinken meenemen?” zei zijn mamma.
Dat vond het poesje een goed idee. Van zijn mamma kreeg hij in zijn rugzakje een flesje sap mee.
“Nu kun je de wijde wereld in”, zei zijn mamma. Ze gaven elkaar een paar kopjes en het poesje ging op pad.
Toen hij een klein eindje gelopen had, kreeg hij zin om alvast een boterham te eten. Hij ging bij een boom zitten en pakte een boterham uit zijn rugzakje.Terwijl hij lekker zat te smikkelen, kwam er een mannetje naast hem staan.
“Dat ziet er lekker uit”, zei het mannetje.
“Wil je ook een boterham?’ vroeg het poesje.
Dat wilde het mannetje wel. En samen zaten ze bij de boom te genieten van de boterhammen.
“Wil je ook wat drinken?” vroeg het poesje.
Dat wilde het mannetje wel. En samen zaten ze bij de boom te genieten van het flesje sap.
“Waar ga je naar toe?” vroeg het mannetje.
“Ik ga de wijde wereld in”, zei het poesje.
“De wijde wereld is wel erg groot hoor”, zei het mannetje.
“Wil je niet liever bij mij in mijn huisje komen spelen?”
Dat wilde het poesje wel. En samen gingen ze op pad.
De hele middag speelde het poesje in het huisje van het mannetje. Het was er zo gezellig! Ze speelden samen dat ze in een scheepje op de golven gingen. Ze speelden samen dat ze op een vogel door de wolken vlogen. Ze speelden samen dat ze over de bergen naar de dwergen klommen.
Aan het einde van de dag werd het poesje moe. Hij wilde wel naar bedje toe, maar nog lang niet naar huis.
“Heb je een bedje voor mij?” vroeg hij.
“Nee, een bedje heb ik niet voor jou, daarvoor is mijn huisje te klein. Maar als je thuis bij je mamma gaat slapen, dan kun je morgen weer bij mij komen spelen.”
Dat vond het poesje een goed idee. Het mannetje liep een eindje mee.
Toen het poesje weer thuis was, vertelde hij over de wijde wereld.
Dat hij in een scheepje over de golven ging.
Dat hij op een vogel door de wolken vloog.
Dat hij over de bergen naar de dwergen klom.
Maar het mooiste van de wijde wereld was, dat er vlak in de buurt een heel lief vriendje woonde.
K.H.